Etherpiraten knokken voor het levenslied
Geplaatst door Radio Atlantis op donderdag 11 november 2010 om 15:22
In het Oosten en Noorden van het land heeft het Agentschap Telecom de handen vol aan de zogenaamde etherpiraten. Met hun op de regionale volkscultuur gerichte uitzendingen hebben deze illegale radiomakers een bijzondere plek in het Nederlandse medialandschap. Over de voortdurende strijd om aandacht voor het Nederlandstalige lied.
'Bij het afscheid nemen van Veronica sterft ook een beetje de democratie in Nederland. Dat spijt mij. Voor Nederland'. Met deze woorden luidde Rob Out op 31 augustus 1974 het einde van de illegale zee zender Veronica in. Na zijn gedragen afscheidswoorden volgde het Wilhelmus en ging de zender op het uitzendschip definitief uit. Het populaire radiostation werd hiertoe gedwongen door de ratificatie van het Verdrag van Straatsburg, beter bekend als de anti-piraten-wet. De rust in de ether was echter niet van lange duur, want de jaren zeventig kende de grootschalige opkomst van de zogeheten landpiraten. Via het illegale gebruik van radiofrequenties kon iedere amateur de concurrentie aangaan met de als oubollig beschouwde programmering van ‘Hilversum’. Deze activiteit wordt tot op de dag van vandaag fel bestreden door het Agentschap Telecom (Navis 2011). De frequenties behoren immers toe aan de radiostations die daarvoor betalen en daarbij is er het risico dat de piraten storen op het radiocontact van het vliegverkeer. In de jaren zeventig en tachtig bracht de etherpiraterij een aantal illegale, maar goed georganiseerde, commerciële radiostations voort, die zich met Engelstalige muziek op een jong publiek richtten. Op de kleinere piratenstations waren juist vooral de levensliederen goed vertegenwoordigd.
Hoewel Veronica voornamelijk naam heeft gemaakt door rock-‘n’-rollmuziek te introduceren bij rebellerende jongeren in de jaren zestig, was er bij de zee zender ook de nodige ruimte voor Nederlandstalige plaatjes van bijvoorbeeld Vader Abraham en de Heikrekels (Kok 2008, 238). Na het verdwijnen van Veronica was het publiek voor deze muziek noodgedwongen aangewezen op de illegale landpiraten. Een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (Intomart b.v. 1982), dat inzicht moest geven in de invloed van etherpiraterij op het omroepbestel, laat zien dat meer dan de helft van de luisteraars (53 procent) afstemde op de piraten vanwege het Nederlandse lied. Iets minder dan helft van de ondervraagden (44 procent) geeft de onvrede met de Hilversumse zenders aan als belangrijke reden om naar de illegale radio te luisteren. In een op single uitgebrachte open brief aan opsporingsambtenaar Van de Werf van de Radio Controle Dienst, voorgelezen op de klanken van een levensliedje, verwoordt zanger Kees Kremer begin jaren tachtig de kritiek als volgt: “Die jongens in Hilversum weigeren gewoon om Nederlands te draaien, hoewel zij daar toch een dienende taak hebben. [..] Zonder inspraak krijgen wij elke dag dezelfde platen te horen, in een taal die slechts weinig mensen verstaan. Is dat eerlijk en democratisch, Meneer Van de Werf?” Tegenwoordig hebben Meneer van de Werf en zijn collega’s die verantwoordelijk zijn voor de aanpak van illegale radio nog steeds hun handen vol aan de piraten. Een rapport van het Agentschap Telecom uit 2010 toont aan dat ongeveer 1800 stations op illegale wijze gebruikmaken van de frequentieband van 87,5 tot en met 107,9 MHz. Deze piraten zijn voornamelijk actief in de landelijke gebieden van Overijssel, Drenthe, Friesland en de Gelderse Achterhoek. Ondanks de boetes die inmiddels oplopen tot 2500 euro, door de in 2010 geïntroduceerde strengere aanpak van het Agentschap Telecom, blijven deze stations opkomen voor hun ‘piratenmuziek’ (levensliederen en schlager). Wat verklaart de volharding van deze piraten?
Levenslied
Het hoofdargument waarmee de piraten de illegale activiteiten verdedigen, is dat zij muziek draaien waar de reguliere media geen aandacht aan besteden. “Je knokt eigenlijk voor je piratenmuziek,” legt Frank (43) uit. Zoals zoveel piraten in de Randstad moest hij die strijd uiteindelijk opgeven –gevangenisstraf dreigde- en promoot hij het levenslied nu via een legale internetzender. Het is de toegankelijkheid van deze muziek die hem aanspreekt: “Het is puur op z’n Nederlands, gewoon in je moerstaal. Je geeft er een riedeltje aan en de mensen begrijpen het.”
De eigenheid van de piratenmuziek kan nader worden begrepen aan de hand van wat muzieksocioloog Simon Frith (1990) het folk discourse noemt. Hiermee beschrijft hij de eigenschappen van verschillende muziekgenres die gemeen hebben dat de nadruk ligt op het sociale aspect van muziek; de wijze waarop deze mensen samenbrengt. Deze karakterisering is ook van toepassing op de piratengenres als levensliederen en schlagers.iii De focus op de sociale dimensie staat in tegenstelling tot het art discourse, waarbij het publiek een unieke esthetische ervaring verwacht van muziek. In deze meer kunstzinnige benadering moet de muziek juist ver afstaan van het alledaagse leven. iv Bij de piratenmuziek ontbreekt echter deze scheiding tussen kunst en leven. De gezelligheid en het alledaagse is juist waar het om draait bij dit genre. Daarbij is het onderscheid tussen publiek en uitvoerder, zoals we dat doorgaans zien bij concerten, grotendeels opgeheven. Binnen het folk discourse is er een “voortdurende poging tot ontkenning van het (commerciële) onderscheid tussen folk stars en folk fans” (Frith 1990, 99) .v Bij het Mega Piraten Festijn, het rondreizende festival van themakanaal Sterren.nl dat maandelijks tienduizenden bezoekers trekt, is dit zichtbaar door de aanwezigheid van het publiek op het podium. Juist het
gewone, alledaagse karakter van de artiesten wordt gecultiveerd. De authenticiteit van de vertolkers van de levensliederen staat centraal. De piraten promoten op hun illegale zenders dan ook de plaatjes van deze artiesten, die in ruil daarvoor weer optreden op de populaire piratenfeesten. Over de noodzaak van deze promotie is Frank duidelijk: “Er komen elke week veel nieuwe platen uit, die wij wel draaien, maar de andere zenders niet!” Is het inderdaad zo slecht gesteld met de aandacht voor het Nederlandse lied?
Taboe
“Het is in Nederland net alsof het een soort taboe is”, merkt Berry (45) op. “Als je van Nederlandstalig houdt dan hoor je er niet bij.” Dit sluit aan bij de conclusies van een onderzoek naar classificatieprocessen in de muziekindustrie (Hitters en Van de Kamp 2010), waarin wordt geconstateerd dat de grote platenmaatschappijen maar moeizaam inspelen op de populariteit van het Nederlandse lied. De majors kijken neer op artiesten als Jan Smit en Frans Bauer en laten de promotie en distributie ervan liever over aan kleinere onafhankelijke platenmaatschappijen. Ook Van de Kamp (2009, 63) merkt op dat de Nederlandse taal lange tijd niet gangbaar was: vi “Zingen in de eigen taal werd eigenlijk not done gevonden en vooral geassocieerd met artiesten in het volkse genre zoals de Zangeres Zonder Naam en Corry Konings.” Tegenwoordig is deze weerstand tegen het Nederlandstalige lied echter grotendeels verdwenen.
Door middel van analyses van hitlijsten laten verschillende onderzoekers zien dat in de jaren negentig de interesse voor Nederlandstalige muziek weer toenam (Achterberg et al. 2011, Van de Kamp 2009). Als gangbare verklaring wordt doorgaans de voortschrijdende globalisering en daarmee gepaard gaande Europese eenwording aangedragen. Door het vervagen van (culturele) grenzen en de vermeende bedreiging van de eigen cultuur ontstond er een hernieuwde interesse voor lokale identiteit, is hierbij de redenering. Dit zou ook de opleving van het zingen in het eigen dialect kunnen verklaren.
Met de opkomst van artiesten uit de regio als Bløf, Skik en De Kast wordt het zingen in het Nederlands, of een dialect ervan, steeds meer geaccepteerd. Als daarbij een documentaire over het leven van André Hazes in 1999 wordt gekozen als openingsfilm op het IDFA en daarmee de serieuze aandacht voor de zanger toeneemt, lijkt de emancipatie van de volksmuziek compleet.
In een biografie over het leven van de volkszanger schrijft popjournalist Robert Haagsma (2004, 135) daarover: “Het leek alsof veel recensenten en journalisten, vooral die van ‘de betere kranten en bladen', zich opeens bewust werden van de kwaliteiten van de geportretteerde zelf. Opeens ‘mocht’ Hazes.” Dit past in een algemene trend waarbij de kwaliteitsjournalistiek meer aandacht gaat besteden aan popmuziek en bestaande culturele hiërarchieën onder druk komen te staan (Janssen, Verboord & Kuipers, 2010; Schmutz et al., 2010). Als reactie op de toegenomen populariteit van de Nederlandstalige muziek heeft Buma Cultuur zelfs een conferentie voor het Nederlandstalige lied geïntroduceerd. Op Buma NL kunnen professionals
Bron: Boekman Hoeven